Geschiedenis

In het begin van de vorige eeuw staken een aantal biljartliefhebbers de koppen bij elkaar en dat leidde op 15 maart 1901, in de bovenzaal van de hotel De Klanderij, tot het oprichten van De Friesche Biljartclub. Er waren twintig man op de vergadering aanwezig, maar vantevoren hadden reeds zeventig biljarters laten weten dat zij graag als lid wensten te worden aangenomen. Men schafte een “stamboek” aan met 500 nummers. In de loop van de jaren zou men dat ruimschoots volschrijven. De eerste wedstrijd werd gehouden in de zaak van F. Boersma aan het Ruiterskwartier te Leeuwarden. Vervolgens trok men enige jaren, zowel voor vergaderingen als voor wedstrijden, van de ene zaak naar de andere. Uiteindelijk kwam men in november 1912 terecht in de Klanderij. Niet meer in de bovenzaal, maar in de nieuwe zaal aan de achterkant van het hotel.

De Friese biljarters bleven zich niet beperken tot het clublokaal in De Klanderij. Ze namen contact op met Groninger biljarters en al gauw werden er tweekampen georganiseerd tussen de Friezen en de biljarters van Metropole, De Groninger Biljartclub en ook met de studentenvereniging De Groene Pommerans.

De contacten werden al gauw uitgebreid met wedstrijden tegen Amsterdamse biljarters. Drie Friezen en drie Groningers speelden een wedstrijd op hoog niveau tegen zes Amsterdammers. Na zeven ontmoetingen kwam het bijbehorende ereteken, De Zilveren Lauwerkrans, voor goed in handen van de noordelijke clubs. Op de terugreis loste men het probleem betreffende het bewaren van de ereprijs doeltreffend op, door het kleinood eenvoudig in twee stukken te breken en elk de helft mee naar huis te nemen.

Genoemde noordelijke clubs stonden, samen met nog een paar landelijke clubs, aan de bases van het oprichten van De Nederlandse Biljartbond op 17 september 1911. De Friezen werden merkwaardig genoeg niet direct lid, omdat men in Friesland gewoon was om om contant geld te spelen en dat zou onder de vleugels van de biljartbond verboden zijn.

Maar een jaar later werden de Friezen toch lid van de bond. Tevens werd de Koninklijke goedkeuring aangevraagd. In een Koninlijk Besluit van 8 november 1912 werd deze vastgesteld. De Friesche Club kreeg daardoor de status van rechtspersoon. De Friese biljarters speelden met veel plezier in De Klanderij, maar zij voelden toch de behoefte aan een eigen accomodatie. Die werd gevonden door de toenmalige voorzitter, notaris J. Berghuis, zijn oog liet vallen op de oude Stadsschouwburg welke was gelegen aan het Ruiterskwartier 5. Deze schouwburg kon de concurrentie met de Harmonie niet meer bolwerken. De méér dan dan honderdjarige oude schouwburg, opgebouwd uit allerlei kleine pandjes, kwam op 31 januari 1916 voor ruim veertienduizend gulden in handen van de Friesche Club. Na een zuinige doch doeltreffende verbouwing werd het gebouw op 29 juni 1916 in gebruik genomen en is het nog steeds de plaats waar de Friese biljarters, en sinds ca. 30 jaar ook de Friese kegelaars, bijzonder graag vertoeven.